Na twee seizoenen als hoofdredacteur bij de Universiteit van Nederland neem ik afscheid. En daarom geef ik – net als in de collegereeksen van de Universiteit van Nederland zelf – antwoord op 5 vragen.

1. Waarom wilde je zo graag bij de Universiteit van Nederland werken?

 Een verdomd goed idee was het natuurlijk van Marten Blankesteijn en Alexander Klöpping om in 2012 een online-universiteit te beginnen. Zoek wetenschappers waarvoor studenten altijd hun bed uitkomen, train ze bij het vertellen van hun verhaal, zet ze op een mooi podium in een club, neem het op en deel die kennis vervolgens gratis en voor niks met iedereen.

Of zoals Esther-Mirjam Sent schreef na haar deelname in 2016:
“Wat is een hoorcollege tussen vier muren toch een verschrikkelijk inefficiënte manier van kennis overdragen. En wat is het als hoogleraar heerlijk om stil te staan bij de manier waarop je je boodschap in korte tijd op aantrekkelijke wijze kunt overbrengen.”


Terug naar 2015. Na twee seizoenen Universiteit van Nederland kwam de functie van hoofdredacteur vrij en ik dacht meteen: “Dit moet ik doen.” Als hoofdredacteur zou ik de vrijheid krijgen om zowel de thema’s te bedenken (Wordt het deze keer Nanotechnologie, of toch Seks?) en de bijbehorende wetenschappers te zoeken (Lees: urenlang doorbrengen op YouTube, bellen met persvoorlichters en bijeenkomsten af om wetenschappers te scouten)
En als je eenmaal besluit om met een thema en een wetenschapper aan de slag te gaan, probeer je vervolgens het beste in iemand naar boven te halen. Heerlijk leek het me, dat je die wetenschapper vervolgens niet last-minute af hoefde te bellen, omdat een Prem Radikishun of Halina Reijn toch ineens urgenter blijken te zijn…..;)

 

2. Hoe bereid je een wetenschapper voor op een optreden bij de Universiteit van Nederland?

Wetenschappers onderschatten het soms wel eens, maar voordat je een verhaal hebt wat podiumwaardig is, moet er veel gebeuren.

Het begint met een uitgebreid interview. Voor een verhaal van een kwartier sprak ik gerust 1 a 1,5 uur met een wetenschapper. Daarna maakte ik op basis van dit gesprek een draaiboek. Bovenaan het draaiboek prijkten altijd opties voor een prikkelende hoofdvraag – daar moesten sommige wetenschappers soms even aan wennen – en verder een complete uitwerking van hoe we op een spannende manier komen op het antwoord op die vraag. In de rechterkolom van het draaiboek stond vervolgens ook hoe we dit verhaal ook visueel aantrekkelijk gingen maken, door het te ondersteunen met afbeeldingen, animaties, achtergrondvideo’s en eventuele experimenten of attributen. Met dit draaiboek gingen wetenschappers vervolgens aan de slag en dan gooiden we het zo nu en dan bij elkaar over de schutting om het bij te schaven.

Een week voor de opnames (in CLUB AIR) was er altijd een generale repetitie, waarbij we het verhaal oefenen en alles (van inhoud tot spreekstijl) uitgebreid nabespraken. Deze generale repetitie deden we altijd “droog”, dus in ons kantoor, wat sommige sprekers trouwens enger vonden dan de daadwerkelijke opname. De generale repetitie met Bert Weckhuysen is me in het bijzonder bijgebleven. Normaal is een generale repetitie met slechts drie mensen (spreker, producer en ik), maar Bert had een delegatie van wel 15 mensen verzameld: van PhD-studenten tot aan universitair hoofddocenten, iedereen mocht de colleges-in-wording zien. Dat vond ik bewonderenswaardig: dat je als wetenschapper zo open durft te stellen voor kritiek omdat je wil dat je verhaal goed wordt.

Moet dat echt, dat oefenen? Ja.
Soms hoorde ik iemand zeggen na een generale repetitie: “Ik ga het nu niet meer oefenen hoor, dan gaat de spontaniteit ervan af”. Dat is echter een misvatting: sprekers die dat zeiden, hadden een beter verhaal gegeven als ze hun verhaal juist nog een paar keer geoefend hadden.
Een mooi bewijs van het feit dat oefenen voor iedereen loont, is Erik Scherder, de eerste spreker bij de Universiteit van Nederland. In seizoen 3 maakte ik – samen met hem en Kilian Wawoe – vijf duocolleges. Hoewel Erik in de zestig is, al decennialang college gegeven heeft, vaak Docent van het Jaar werd, inmiddels landelijke bekendheid geniet en veel tv-ervaring heeft, zorgt hij er altijd voor dat hij goed geoefend heeft, waardoor hij zich volledig kan richten op de interactie met het publiek.

Op de dag van de opname-avond in Club AIR was er nog even tijd om een deel van het verhaal op het podium te oefenen, vooral bedoeld voor de sound check en te wennen aan het podium, de camera’s en het felle licht. Maar dan, om acht uur, als het publiek binnengestroomd was, moest het echt gebeuren. Na een introductie van de spreker door mij en een kort gesprekje op het podium, mochten wetenschappers – na het klinken van hun hoofdvraag door de karakteristieke stem van voice-over Boet Schouwink – eindelijk hun verhaal vertellen. Dat verhaal hoefde niet in één keer perfect verteld te worden: een slok water, een verspreking of een bijna-valpartij, geen probleem: de colleges worden namelijk gemonteerd.

(Achter de schermen tijdens een opname: met draaiboek en laptop met daarop de visuele ondersteuning bij het verhaal van de wetenschapper) 

3. "Wat vond je het allerleukste aan deze baan?"

Het allerleukste aan de rol van hoofdredacteur waren de honderden gesprekken met wetenschappers die ik afgelopen twee jaar gevoerd heb. Dat is denk ik ook de kracht van de wetenschappers die ik ontmoet heb: ze zijn echte ambassadeurs voor hun vakgebied. En dus gebeurde het vrij vaak dat ik na een afspraak met een wetenschapper zo enthousiast was over een vakgebied, dat ik spijt had dat ik nooit ook maar een seconde overwogen had om zijn of haar vak te studeren.

Een mooi voorbeeld hiervan was patholoog Hans de Boer, die secties doet bij mensen bij wie de doodsoorzaak niet bekend is, een vak wat mij nou niet bepaald aansprak. Nadat hij in ons gesprek vol enthousiasme uitgelegd had dat hij elke sectie zag als een interessante puzzel waarbij de hele geschiedenis van iemands leven voorbij komt, zei ik tegen mijn collega’s: “Ik word ook patholoog!”

Dat gebeurde niet alleen bij vakgebieden die ver van mijn eigen studieachtergrond af lagen. Na het gesprek met “historisch pornoloog” Inger Leemans, die voor haar onderzoek in bibliotheken wereldwijd spannende boekjes heeft mogen lezen, dacht ik: “Shit, ik had binnen geschiedenis toch echt een andere afstudeerrichting moeten kiezen……!”

Ook erg leuk aan al die bezoeken was dat ik ook meteen een kijkje achter de schermen kon nemen. Zo kreeg ik bijvoorbeeld de windtunnel te zien van Kees Venner, het indrukwekkende nano-lab van Dave Blank, zo ongeveer al het moois wat ze bij Lucht- en Ruimtevaarttechniek hebben dankzij Joris Melkert, de mooie meetschaatsen waarmee Eline van der Kruk werkt en het psychologielab van Karin Roelofs waar ze zelfs een attribuut heeft waarmee je de activiteit in de hersenen deels kunt platleggen (“Niet gevaarlijk hoor!”).

Maar het allerleukste is natuurlijk dat de privé-colleges die ik kreeg van wetenschappers geleid hebben tot 300 video’s, waardoor iedereen – onderuitgezakt op zijn luie stoel, tijdens het strijken of sporten – zijn eigen privécollege kan krijgen en hopelijk denkt: Wat is dít interessant, hier wil ik nog veel meer over weten.

4.“Waar ben je trots op?”

Kleine opmerking vooraf: “Trots zijn”, dat vinden we niet altijd netjes. Waarom dat zo is, legt Yvette van Osch (Tilburg University) heel mooi uit in haar college “Waarom voel je je soms slecht terwijl je eigenlijk trots bent?”

Maar ik ga toch zeggen waar ik trots op ben, komt-ie:

  •  Ik ben trots op het feit dat we zo verschrikkelijk veel voor elkaar hebben gekregen met een erg klein team. Als je uitlegt dat je de hoofdredacteur bent van “De Universiteit van Nederland”, dan denken veel mensen toch al gauw dat daar een flinke organisatie achter zit. Dat is niet zo: het kernteam bestond in 2015 uit 3 (!) mensen (directeur, hoofdredacteur, producer) waarmee we, omringd door een team van freelancers per jaar 150 colleges maakten. In seizoen 4 (2016-2017) breidde het team gelukkig een beetje uit, maar alsnog blijft het een kleine groep van jonge mensen, die wetenschap een warm hart toedraagt en erg hard werkt om een mooi resultaat neer te zetten.

 v.l.n.r. Dorien, Eveline, Moniek, Roel en stagiaire Cynthia (team juni 2016) Na afloop van de opnames over “Seks”, vandaar het attribuut ;)!

  • Ik ben trots op het feit dat je met online colleges een impact kunt hebben. Een mooi voorbeeld hiervan is Iva Bicanic, die een college gaf met als titel “Hoe verwerk je seksueel misbruik?” Ze mailde me een aantal maanden nadat haar college uitgezonden werd het volgende: “Ik wou je nog eens bedanken voor de geboden mogelijkheid om college te geven bij jullie. Ik krijg nog steeds wekelijks reacties van slachtoffers en hulpverleners over de kwaliteit ervan. Laatst kon ik niet ingaan op een uitnodiging om te spreken op een congres. Toen hebben ze het college getoond als alternatief, een schot in de roos. Ook bij Politie en Justitie circuleert het filmpje. Dus dank!”

  •  En ik ben trots op de toename in diversiteit van de sprekers. Toen ik begon bij de Universiteit van Nederland waren slechts 5 van de 61 sprekers vrouwen.  Nu de rest van de media nog!

5. “Wat ga je nu doen?"

“Ik doe het leukste werk van Nederland”, dat zei ik altijd als mensen me vroegen wat ik deed. En dan is het natuurlijk lastig om te stoppen. Maar ik heb zoveel ideeën opgedaan afgelopen twee jaar, dat ik nu de tijd neem om die uit te gaan werken. Onderdeel daarvan is dat ik weer aan de slag ga met mijn eigen vak – geschiedenis! – en daar zelf verhalen over ga vertellen, al dan niet in de media.

Afscheid van de wetenschapscommunicatie neem ik niet: je kunt me altijd benaderen voor een training als je wil leren wat je beter wel en niet kunt vertellen als je een groot publiek enthousiast wil maken over jouw vak.

Tot ziens!

Eveline
www.evelinevanrijswijk.nl
eveline@evelinevanrijswijk.nl

Leave a Reply